Galatians 4

1Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;
 ik zeg, Dat is, hetgeen ik gezegd heb, Gal 3:24-25, dat de wet onze tuchtmeester is, verklaar ik nu met een andere gelijkenis ook van menselijke zaken genomen. Zie dergelijke 1Co 5:6; 2Co 9:6.
,
 een kind is, Dat is, nog onmondig is en minderjarig.
,
 niets van een Namelijk wat aangaat het tegenwoordig gebruik van het erfgoed, hetwelk hij alzo weinig mag aantasten en gebruiken als een dienstknecht, alzo hij hierin zijn eigen meester nog niet is, maar onder anderen staat.
,
 een heer is van alles; De eigendom van al het goed des erfdeels hem toebehoort.
2Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld.
 onder voogden Dat is, onder de macht en het opzicht dergenen, die tot regering en verzorging zijner goederen gesteld zijn. Van deze woorden, zie Mat 20:8; Luk 12:42, en Luk 16:1; 1Co 4:1.
,
 tot den tijd De minderjarigheid heeft zijnen tijd in rechten gesteld, welke de vaders ook door hun testament kunnen verkorten of verlangen, naardat zij zullen goedvinden.
3Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
 wij ook, Namelijk Joden, die nu leden van de gemeente van Christus zijn.
,
 toen wij kinderen Namelijk ten tijde des Ouden Testaments, voor de toekomst van Christus.
,
 dienstbaar gemaakt Dat is, onderworpen en schuldig te onderhouden.
,
 onder de eerste Grieks elementen; dat is onder de ceremoniën die in uiterlijke en aardse dingen bestaan, en gelijk als de eerste aanleiding en begin waren van de zaligmakende kennis. Zie Col 2:8.
4Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet;
 de volheid des tijds Dat is, de volwassene ouderdom der gemeente, om uit deze voogdij gesteld te worden. Of, als de tijd vervuld was, dien God bestemd had om Zijnen Zoon in de wereld te zenden.
,
 Zijn Zoon Namelijk Jezus Christus, die Gods Zoon van eeuwigheid is geweest, eer Hij mens is geworden; Psa 2:7; Pro 8:24; Mic 5:1; Act 13:33.
,
 geworden Anders, geboren.
,
 uit een vrouw, Dat is, uit het vlees en bloed der maagd Maria; Luk 1:31, en Luk 2:7.
,
 onder de wet; Dat is, Christus heeft Zichzelven, niet alleen aan de wet der ceremoniën onderworpen, maar ook aan de wet der zeden, die Hij volmaakt voor ons heeft onderhouden, en den vloek derzelve op zich genomen, en ons daarvan verlost; 2Co 5:21.
5Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.
 degenen, die Dat is, die onder het juk waren van de wet der ceremoniën, en ook onder den vloek en de scherpe gehoorzaamheid van de wet der zeden, waar hij in dit vierde hfdst. ook van spreekt. Zie vs.21.
,
 verlossen zou, Grieks uitkopen; namelijk betalende voor hen een volkomen rantsoengeld voor hunne zonden. Zie Gal 3:13.
,
 de aanneming Grieks stelling tot zonen. Daarom moest de Zoon Gods gezonden worden om ons te verlossen, opdat Hij het recht van zoonschap, hetwelk Hij van nature had, allen gelovigen, niet alleen zonen, maar ook dochters, 2Co 6:18, zou verkrijgen en uit genade mededelen.
6En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
 gij Namelijk gelovige Galaten, die tevoren heidenen waart.
,
 kinderen zijt, Namelijk Gods, door den Zoon Gods geworden, en om Zijnentwil van God tot kinderen aangenomen, die tevoren kinderen des toorns en vijanden Gods waart. Zie Rom 5:10; Eph 2:12, en nu het recht en de vrijheid geniet van Gods kinderen, gesteld buiten de voogdij der wet, en bevrijd van haar vloek.
,
 den Geest Zijns Dat is, den Heiligen Geest, die als een onderpand in uwe harten u verzekert van deze genadige aanneming tot kinderen, en van de erfenis die den kinderen toekomt; 2Co 1:22, en 2Co 5:5; Eph 1:13.
,
 Die roept Dat is, door welken wij roepen, Rom 8:15. Dat is, die in ons werkt, dat wij vrijmoedig en met verzekering tot God roepen. Zie dergelijke wijze van spreken Rom 8:26.
,
 Abba, Vader Zie de verklaring hiervan op de aantekeningen Rom 8:15.
7Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.
 gij zijt Namelijk die nu in Christus gelooft.
,
 niet meer Namelijk gelijk tevoren.
,
 een dienstknecht, Namelijk staande onder de voogdij en dienstbaarheid der wet.
,
 een zoon zijt, Namelijk Gods, die nu tot uwe jaren gekomen zijnde uit de voorzegde voogdij gesteld zijt.
,
 een erfgenaam Gods Zie van dit besluit Rom 8:17.
,
 door Christus Namelijk die ons deze erfenis verdiend en verkregen heeft, en wiens medeërfgenamen wij zullen zijn; Rom 8:17.
8 Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn;
 als gij God Dat is, als gij nog in het heidendom waart en van den God geen kennis hadt.
,
 diendet gij Namelijk als slaven en dienstknechten der afgoden.
,
 degenen, Dat is, de afgoden.
,
 die van nature Dat is, waarlijk en wezenlijk, maar alleen naar het goeddunken door versiering der mensen; Jer 10:11.
9En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom tot de zwakke en arme beginselen, welke gij wederom van voren aan wilt dienen?
 God kent, Dat is, den waren God, die van nature en naar zijn wezen God is.
,
 ja, veelmeer Dit doet de apostel daarbij, om aan te wijzen dat zij deze kennis niet hebben uit zichzelven, door kloekheid huns verstands, maar door de genade Gods, door welke Hij hun is voorgekomen en hen tot deze kennis gebracht heeft.
,
 gekend zijt, Namelijk voor de Zijnen. Zie Mat 7:23; 2Ti 2:19. Dat is, die God uit enkel barmhartigheid verwaardigd heeft met Zijne kennis te verlichten. Zie ook 1Co 8:3, en 1Co 13:12.
,
 hoe keert gij u Dat is, wilt u niet keren.
,
 wederom Namelijk van de ene dienstbaarheid tot de andere; van de dienstbaarheid der afgoden tot de dienstbaarheid der ceremoniën.
,
 tot de zwakke Dat is, tot de ceremoniën en de leer der wet, die gene macht hebben om u daardoor te rechtvaardigen. Zie Heb 7:18-19.
,
 wederom Namelijk gelijk gij tevoren de afgoden diende.
,
 van voren aan Of, van boven af.
,
 wilt dienen? Dat is, tot dienstbaarheid derzelve u begeven, omdat gij namelijk de leer der valse apostelen wilt volgen.
10Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren.
 Gij Hier verhaalt de apostel enige soorten van de voorzegde elementen of eerste beginselen, aangaande de onderhouding der Joodse feestdagen. Zie Rom 14:5.
,
 onderhoudt Namelijk naar de wijze der Joden, om daarmede God dienst te doen en daardoor gerechtvaardigd te worden.
,
 dagen, en Dat is, de sabbaten, alle weken eens omkomende, Exo 20:8; Col 2:16. Namelijk voorzoveel die ceremonieel en den Joden eigen waren.
,
 maanden, en Dat is, de feesten der nieuwe maanden; Num 28:11.
,
 tijden, en Dat is, de grote jaarlijkse feesten van pasen, pinksteren en loofhutten, Exo 23:15-16, enz.
,
 jaren Dat is, het zevende en ook het vijftigste jaar; Exo 23:10; Lev 25:4, Lev 25:6, Lev 25:10, enz.
11Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.
 tevergeefs aan Dat is, zonder vrucht; dat al mijn arbeid en moeite, die ik aangewend heb om u tot Christus te bekeren, vruchteloos zou zijn, en hun doel niet bereiken, hetwelk is uwe zaligheid, die gij niet zult kunnen verkrijgen, zo gij door de wet zoudt willen gerechtvaardigd worden.
12Weest gij als ik, want ook ik ben als gij; broeders, ik bid u; gij hebt mij geen ongelijk gedaan.
 als ik, want ook Namelijk die eertijds ook zeer geijverd heb voor de wet, maar daarna Christus recht kennende, al die uiterlijke ceremoniën verworpen en als schade geacht heb; Phi 3:7-8.
,
 ik ben als gij; Namelijk eertijds geweest, immers zozeer ijverende voor het Jodendom, als gij zoudt mogen doen, Gal 1:14. Anderen verstaan dit van de goede genegenheid, die Paulus hun toedroeg; en dat hij hen hier vermaant dat zij hem gelijke genegenheid willen toedragen.
,
 ik bid u; Dat is, kan ik u met bestraffen niet bewegen, zo wordt dan bewogen door mijn vriendelijk bidden, dat gij bij de waarheid des Evangelies wilt blijven.
,
 mij geen ongelijk Dat is, wat mijn persoon aangaat, zo hebt gij mij geen oorzaak gegeven dat ik u uit verstoordheid of weerwraak zo scherpelijk zou bestraffen. En daarmede wil hij stilzwijgend aanwijzen, dat zij in deze Christus ongelijk deden.
13En gij weet, dat ik u door zwakheid des vleses het Evangelie de eerste maal verkondigd heb;
 gij weet, dat Dat is, het is zoverre vandaar, dat gij mij ongelijk zoudt gedaan hebben, dat, gelijk gij weet, gij mij, als ik het Evangelie bij u predikte, de meeste eer en liefde getoond hebt, die men zou kunnen doen.
,
 door zwakheid Dat is, in een nederigen en slechten staat zonder uiterlijken luister. Of, met vele verdrukkingen, smaadheden, moeite, haat en gevaren uiterlijk mij overgekomen. Zie 1Co 2:3, en 2Co 11:30, en 2Co 12:9.
,
 de eerste maal Dat is, toen u, als gij nog heidenen waart, het Evangelie van mij eerst gepredikt is geweest. Zie Act 16:6, en Act 18:23.
14En mijn verzoeking, die in mijn vlees geschiedde, hebt gij niet veracht noch verfoeid; maar gij naamt mij aan als een engel Gods, ja, als Christus Jezus.
 mijn verzoeking, Of, beproeving, dat is, mijne verdrukkingen, die hij tevoren zwakheid genoemd heeft, waardoor God mijn geloof en getrouwheid heeft willen beproeven.
,
 die in mijn vlees Dat is, die mij uiterlijk aangedaan werd.
,
 niet veracht noch Grieks voor niet geacht.
,
 verfoeid; maar Grieks uitgespogen; dat is, daaraan hebt gij u niet gestoten, of daardoor zijt gij niet afgewend om het Evangelie niet aan te nemen, mijne leer te verachten of te verwerpen.
,
 als een engel Gods, Dat is, alsof ik een van de heilige engelen en dienstbare geesten ware geweest. Of, als een gezant Gods; want dat betekent ook het woord engel.
,
 ja, als Christus Dat is, niet als een dienaar van Christus, maar alsof ik de Heere zelf ware geweest. De apostel wil hiermede aanwijzen dat het grote schande voor de Galaten zou zijn, dat zij hem, dien zij tevoren zulk ene eer en liefde betoond hadden, zo lichtvaardiglijk zouden verlaten, en tot de valse apostelen vallen; dat zij dan in het vorige behoorden te volharden.
15Welke was dan uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk ware, uw ogen zoudt uitgegraven, en mij gegeven hebben.
 Welke was dan Dat is, hoe gelukkig achttet gij nu uzelven? Zie van dit woord Rom 4:9.
,
 zo het mogelijk Namelijk dat men iemand met het uitgraven en geven van zijne ogen dienst zou kunnen doen.
,
 uw ogen zoudt Dat is, al wat gij allerliefst en aangenaamst hebt, zoudt gij mij gegeven hebben. Zie Mat 5:29.
16Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende?
 uw vijand geworden, Namelijk gelijk ik gelasterd word van de valse apostelen. Of, gelijk men zou menen dat deze scherpe bestraffing uit haat of vijandschap van mij zou gedaan zijn.
,
 u de waarheid zeggende? Namelijk tot uw best en zaligheid; want dit is een werk niet van vijanden, maar van vrienden. Zie Pro 27:6.
17Zij ijveren niet recht over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren.
 Zij ijveren Dat is, de valse leraars, die u zoeken te verleiden, tonen wel alsof zij groten ijver hadden om u tot de zaligheid te brengen, of grote genegenheid tot u droegen.
,
 niet recht over u; Dat is, met geen waren, maar met een geveinsden ijver of genegenheid.
,
 ons Namelijk de rechte apostelen en leraars.
,
 uitsluiten, opdat gij Namelijk dat gij ons niet meer zoudt horen, volgen of aanhangen. Anderen lezen: u insluiten; dat is, u gelijk als in ene gevangenis sluiten, en hun onderwerpen.
,
 over hen zoudt ijveren Dat is, hen met een ijver en grote genegenheid volgen en aanhangen.
18Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u tegenwoordig ben;
 in het goede Dat is, over een goede zaak; want daar is tweeërlei ijver, een goede ijver, die hier beschreven wordt, en een verkeerde, die geschiedt over een kwade zaak, die men meent goed te zijn, en die daarom met onverstand gemengd is. Zie Rom 10:2.
,
 te allen tijd te Dat is, met een ijver, die altijd standvastig blijft en niet ophoudt.
,
 als ik bij u Namelijk toen gij met zulk een ijver en genegenheid ontstoken waart tegen mij en mijne leer, daarin behoordet gij gebleven te hebben, hoewel ik nu bij u niet ben.
19Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.
 Mijn kinderkens, Namelijk die ik door het Evangelie gebaard heb; 1Co 4:15.
,
 die ik wederom Grieks van welken ik wederom in barensnood of pijn ben; dat is, die u eerst met veel moeite en arbeid bekeerd heeft uit het heidendom tot Christus, en over welken ik nu wederom groten arbeid en moeite zal moeten aanwenden, om u opnieuw van dezen uwe dwalingen te brengen.
,
 Christus Dat is, de zaligmakende kennis van Christus.
,
 een gestalte in u Dat is, gelijk een moeder haar kind zo lang draagt, totdat het een volmaakte gestalte heeft gekregen, en dan hetzelve baart; alzo zal ik niet ophouden te arbeiden, totdat gij in de rechte kennis van Christus zult bevestigd zijn.
20Doch ik wilde, dat ik nu tegenwoordig bij u ware, en mijn stem mocht veranderen; want ik ben in twijfel over u.
 tegenwoordig bij Namelijk om te beter mijne liefde tot u te betonen, en u breder van alles te kunnen onderrichten, dan wel door schrijven kan geschieden.
,
 stem mocht veranderen; Dat is, mijne redenen en woorden voegen naar de gelegenheid van een iegelijk, of van de zaken, nu zoeter, dan scherper, u aansprekende.
,
 in twijfel over u Dat is, ik weet niet hoe ik het met u heb, of ik wel of kwalijk van u zal hopen; of, hoe deze uwe afwijking zal uitvallen, of, hoe ik u van dezelve het best weder zal terechtbrengen.
21Zegt mij, gij, die onder de wet wilt zijn, hoort gij de wet niet?
 Zegt mij, gij, Dat is, antwoord mij eens op hetgeen ik u uit de wet zelve zal voorstellen.
,
 die onder de wet Dat is, die door de werken der wet en de onderhouding der ceremoniën zoekt gerechtvaardigd te worden.
,
 hoort gij de wet niet? Dat is, wilt gij u aan de wet niet onderwerpen om aan te nemen hetgeen in de wet en boeken van Mozes geschreven staat? Namelijk dat de wet zelve van de erfenis uitsluit degenen, die dienstknechten der wet zijn, gelijk in de volgende verzen bewezen wordt. Het woord wet wordt hier in tweeërlei betekenis genomen, gelijk Rom 3:21.
22Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije.
 Want er is geschreven, Namelijk in de wet van Mozes van het elfde hoofdstuk van Genesis tot het twee en twintigste hoofdstuk.
,
 een uit Namelijk Ismael.
,
 de dienstmaagd, en Of, slavin; namelijk, Agar (Hagar).
,
 een uit Namelijk Izak.
,
 de vrije Namelijk Sara.
23 Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis;
 naar het vlees geboren Dat is, naar de kracht, werking en loop der natuur. Want Agar was nog jong toen zij haren zoon ontving, en Abraham nog bekwaam om kinderen te gewinnen.
,
 door de beloftenis; Namelijk is geboren geweest, dat is, door bovennatuurlijke werking Gods, die Abraham van God beloofd was; Gen 18:10. Want Sara was onvruchtbaar, en nu negentig jaren oud, en Abraham honderd, beiden onbekwaam naar de natuur om kinderen te winnen; Gen 17:17; Rom 4:19.
24Hetwelk dingen zijn, die andere beduiding hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van den berg Sina, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar;
 die andere beduiding Grieks allegoroumena; dat is, die wel een ware historie of geschiedenis zijn, maar benevens die ook wat anders beduiden, als zijnde voorbeelden of afbeeldingen van geestelijke zaken; gelijk ook de koperen slang, Joh 3:14, het huwelijk van Adam en Eva, Eph 5:32, de doorgang der Israëlieten door de Rode Zee, 1Co 10:1-2, de zondvloed, 1Pe 3:20.
,
 deze Namelijk twee vrouwen, Sara en Agar.
,
 zijn Dat is, beduiden, betekenen, afbeelden; een sacramentelijke wijze van spreken. Zie Gen 41:26-27; Mat 26:26.
,
 de twee verbonden; Namelijk het oude der wet, waarin beloofd wordt dat hij, die de wet volkomenlijk onderhoudt, de zaligheid daardoor verkrijgen zal, en het nieuwe des Evangelies, waarin het eeuwige leven beloofd wordt den zondaren die in Christus geloven. Zie Jer 31:31, enz.; Heb 8:8-10.
,
 het ene Namelijk het verbond der wet.
,
 van den berg Sinaï, Dat is, dat zijn oorsprong daarvan heeft, waar het van God het volk door Mozes is voorgesteld en van het volk aangenomen.
,
 tot dienstbaarheid Dat is, kinderen voorbrengende, die onder de dienstbaarheid zijn. Want de wet eist van de mensen een volkomen gehoorzaamheid, of bij gebrek van die verkondigt hun den vloek.
,
 hetwelk is Agar Dat is, hetwelk door de dienstmaagd Agari is afgebeeld, die zelve een slavin zijnde, uit het huis is gedreven, en wier kinderen met de zonen der vrije niet erven, Gen 21:10; want die van ene slaven geboren worden zijn ook slaven en geen erfgenamen.
25Want dit, namelijk Agar, is Sina, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is is met haar kinderen.
 dit, namelijk Agar, Dat is, dit verbond, hetwelk door Agar is afgebeeld. Of, dit woord Agar.
,
 is Sinaï, Dat is, wordt ook genaamd Sinaï. Want de berg, dien wij noemen Sinaï, wordt, gelijk sommigen menen, van de Arabieren genaamd Agar, en daarvan worden ook de Arabieren Agarenen genaamd, 1Ch 5:10, 1Ch 5:19; Psa 83:7. Of, is ene afbeelding van Sinaï, en van het verbond der wet, dat op den berg Sinaï gegeven is.
,
 een berg in Arabië, Dat is, gelegen in de woestijn van Arabië, waarheen Agar met haren zoon Ismael gevlucht is, als zij uit het huis van Abraham was gedreven, en heeft hem aldaar een Egyptische huisvrouw gegeven; Gen 21:14, Gen 21:20-21.
,
 komt overeen Namelijk hetzelfde verbond, dat is, heeft ééne gelijkenis en enigheid.
,
 met Jeruzalem, Dat is, met de Joodse synagoge of godsdienst, die binnen Jeruzalem de overhand en hare zitplaats heeft.
,
 dat nu is, en Namelijk na de toekomst van Christus, door wien al de ceremoniën vervuld en afgedaan zijn; en evenwel houdt, dat de onderhouding der ceremoniën nog ter zaligheid nodig is.
,
 dienstbaar is Of, want het is dienstbaar; dat is, het draagt nog het juk der ceremoniën, en zoekt daardoor de zaligheid.
,
 met haar kinderen Dat is, met al degenen die deze religie aanhangen, en door het verbond der wet hunne zaligheid zoeken. En daarom wordt het bij Agar en haren zoon met recht vergeleken; en zal ook als Agar met haren zoon van de erfenis verstoten worden.
26Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.
 Jeruzalem, dat boven is Dat is, de Christelijke Kerk en religie, die hare zaligheid zoekt, niet door het eerste verbond der wet, namelijk door de werken der wet, maar door het tweede des Evangelies, namelijk door de verdiensten van Christus met een waar geloof aangenomen; welke haren oorsprong heeft van den hemel, door de krachtige roeping des Heiligen Geestes. Zie Heb 12:22; Rev 3:12, en Rev 21:10.
,
 dat is vrij, Namelijk van de dienstbaarheid en vloek der wet; en wordt bij Sara en Izak, die vrije personen waren, met recht vergeleken; waarom het ook de erfenis des hemels beërven zal.
,
 ons aller Namelijk gelovigen, zo Joden als heidenen die hunne zaligheid in Christus alleen zoeken.
,
 moeder Gelijk Sara de moeder was van Izak, die de erfgenaam zijns vaders was, omdat hij uit een vrije moeder was geboren.
27Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene, die den man heeft.
 Want er is geschreven Namelijk Isa 54:1. De apostel bevestigt dit afgebeeld onderscheid der twee verbonden, volken en gemeenten, der wet en des Evangelies, met de getuigenis en voorzegging van den profeet Jesaja, opdat hij niet schijne deze toepassing buiten de Schrift versierd te hebben.
,
 gij onvruchtbare, Dat is, gij gemeente dergenen, die uwe zaligheid alleen in Christus zoekt, die ten tijde van Christus weinige waren, zodat het scheen alsof zij geen kinderen had; hetwelk ook betekend wordt, gelijk de profeet zegt, dat zij geen barensnood heeft en eenzaam is.
,
 de kinderen der eenzame Dat is, ledematen derzelve.
,
 veel meer, dan dergene, Daardoor wordt voorzegd de grote menigte dergenen, die uit het Jodendom en voornamelijk uit het heidendom, zich tot deze gemeente zullen begeven, hetwelk na Christus' hemelvaart geschied is.
,
 die den man heeft Dat is, de Joodse kerk of synagoge, die zich alleen Gods gemeente en eigendom roemde te zijn, en vele aanhangers had.
28Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was.
 wij, broeders, zijn Namelijk die onze zaligheid niet door de wet, maar door het geloof in Christus zoeken.
,
 kinderen der belofte, Dat is, wien de erfenis des eeuwigen levens toegezegd is, en haar zullen deelachtig worden.
,
 als Izak was Grieks naar Izak; dat is, naar het voorbeeld van Izak, namelijk gelijk Izak uit kracht der belofte, boven de kracht der natuur, van een vrije moeder geboren zijnde, erfgenaam is geweest van zijns vaders goed; alzo zullen ook allen, die door het ware geloof de beloften des Evangelies aannemen, als vrije kinderen Gods, de hemelse erfenis deelachtig worden.
29Doch gelijkerwijs toen, die naar het vlees geboren was, vervolgde dengene, die naar den Geest geboren was, alzo ook nu.
 toen, die Namelijk ten tijde van Abraham.
,
 naar het vlees Namelijk Ismael. Zie vs.23.
,
 vervolgde dengene, Namelijk met bittere bespotting. Zie Gen 21:9.
,
 naar den Geest Dat is, Izak, die geboren was uit kracht der belofte Gods, van zijne ouders aangenomen met waar geloof, hetwelk de Geest Gods in hen gewrocht heeft.
,
 alzo ook nu Namelijk worden de gelovigen, die hunne zaligheid alleen in Christus zoeken gelijk Izak, nog vervolgd van de Joodse synagoge, die door de wet wil zalig worden, waarvan Ismael een voorbeeld was. Daarmede vermaant hij de gelovigen tot lijdzaamheid en standvastigheid.
30Maar wat zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije.
 wat zegt de Schrift? Dat is, let toch wel op hetgeen de Heilige Schrift in deze historie nog verder zegt.
,
 Werp de dienstmaagd Door deze uitwerping van Hagar en Ismael uit het huis van Abraham wordt afgebeeld, dat alzo ook allen, die door het verbond der wet zoeken zalig te worden, uit het huis Gods zullen uitgeworpen worden, en de erfenis des eeuwigen levens niet verkrijgen. Maar dat die uit het geloof van Christus zijn, daarin blijven zullen en alleen zalig worden.
31Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der dienstmaagd, maar der vrije.
 wij zijn niet kinderen Namelijk die de zaligheid alleen in Christus en niet in de wet zoeken.
,
 der dienstmaagd, maar Namelijk van Agar, dat is, van het verbond der wet, waarvan Agar een voorbeeld was, die niet erven zullen, maar uitgeworpen worden.
,
 der vrije Namelijk Sara; dat is, van het genadeverbond des Evangelies, waarvan Sara een voorbeeld was, die de erfenis zullen verkrijgen.
Copyright information for DutSVVA